Een tijd geleden werd een bekende moordenaar geëxecuteerd, hij had geen spijt van zijn daden. Een grimmig kijkend familielid van een van de slachtoffers verscheen kort daarna op een persconferentie en verklaarde daar dat de moordenaar nu “brandt in de hel”. Het was duidelijk dat dit familielid net zo veel wilde dat dit waar was, als dat hij zijn eigen woorden geloofde. Wat was het lot van deze moordenaar? Hebben zijn misdaden hem verdoemd om voor altijd in de hel geroosterd te worden? De meeste belijdende christenen beantwoorden deze vraag met een “ja”. Maar is dat ook wat de Bijbel onderwijst?
Populaire ideeën
Het meest voorkomende idee van mensen die “in de hel branden” geeft het beeld van een God die bereid is mensen voor alle eeuwigheid te laten branden, maar nooit helemaal te doen opbranden. Vraag uzelf, afgezien van wat de Bijbel ons vertelt, eens af: Welke God is hiertoe in staat? Hedendaagse “mensenrechtenactivisten” erkennen dat marteling een ongelooflijk kwaad is, zelfs in zijn tegenwoordige vorm. Zou de liefhebbende God van de Bijbel een eeuwigdurende martelkamer ontwerpen? Als dat inderdaad zo is, dan zou Hij, voor de rest van de eeuwigheid, getuige moeten zijn van het lijden van de mensen die Hij tot zo'n “hel” veroordeeld heeft.
We zouden ons ook kunnen afvragen hoe mooi de verlossing zou zijn voor de verlosten, als ze worden gedwongen om toe te zien hoe hun kinderen of ouders – en andere dierbare mensen ‒ voor altijd schreeuwen van pijn en ellende? Ziet u de absurditeit van dit idee in? En toch komen vele miljoenen mensen tot deze conclusie door dit populaire concept van de hel te accepteren.
Dit is wat de Encyclopedia Americana zegt over de hel: “…Algemeen wordt aangenomen dat de hel de woonplaats van kwade geesten is; de regionen van de hel…waar verloren en verdoemde zielen na hun dood heengaan om onbeschrijflijke marteling en eeuwige bestraffing te ondergaan…Sommigen zien deze plaats als geschapen door de Godheid, waar Hij met ondenkbare strengheid, en voor alle eeuwigheid, de zielen straft van hen die Hem door ongeloof of door de aanbidding van valse goden kwaad hebben gemaakt. Het is de plaats van goddelijke wraak, onbeperkt, nooit eindigend.” Een ander citaat, ook uit de Encyclopedia Americana, geeft deze schokkende verklaring over de bijna universele acceptatie van het populaire idee over de hel: “De voornaamste kenmerken van de hel zoals bedacht door hindoeïstische, Perzische, Egyptische, Griekse en christelijke theologen zijn in essentie hetzelfde.”
Dantes Inferno
Bijna niemand begrijpt dat vooral heidense dichters aan de basis staan van het tegenwoordig algemeen aangenomen concept van een ondergrondse, eeuwig brandende hel.
Veel van de tradities rondom dit onderwerp komen uit Dante Alighieris beroemde werk De Goddelijke Komedie. Hierin beschrijft hij zijn visie van het paradijs, het vagevuur en de hel. Kijk eens naar het volgende citaat uit een boek over zijn leven, Dante en Zijn Inferno: “Van alle dichters uit het moderne tijdperk was Dante Alighieri wellicht de grootste leermeester. Hij had misschien wel een grotere invloed op de loop van beschaving dan enige andere man sindsdien…Hij gaf, in onbegrijpelijke verzen, een fantasierijke en lugubere beschrijving van een akelige hel – een lang gedicht met bepaalde zinnen die de aandacht van de wereld hebben gegrepen, zoals: ‘Laat varen alle hoop, gij die hier binnentreedt!’ Dit werk maakte grote indruk en had grote invloed op het populaire christelijke gedachtegoed en christelijke lering. Zijn Inferno was gebaseerd op Virgilius en Plato.”
Dit laat duidelijk zien waar Dante zijn ideeën vandaan haalde. Hij geloofde dat de heidense filosofen Plato en Virgilius door God geïnspireerd waren. Zijn fascinatie met de Griekse filosoof Plato was de reden dat hij Plato's ideeën over de onsterfelijkheid van de ziel accepteerde, zoals beschreven in Plato's beroemde werk Phaedo. Dit is wat de Encyclopedia Americana zegt over Virgilius: “Virgilius, heidense Romeinse dichter, 70-12 v.Chr. behoorde toe aan de nationale stroming van het heidense, Romeinse gedachtegoed, beïnvloed door Griekse schrijvers. Christenen uit de Middeleeuwen, waaronder Dante, geloofden dat hij een bepaalde mate van goddelijke inspiratie ontvangen had.”
Weinig mensen kennen de ware herkomst van hun geloof. En nog minder willen het zelfs weten! We hebben in citaten hierboven de ware herkomst van dit geloof blootgelegd. Was u zich bewust van de bron van deze ideeën? Het concept van een eeuwig brandende hel komt regelrecht voort uit het heidendom! We zullen zien dat de populaire versie van de hel nooit iets te maken heeft gehad met de waarheid over dit onderwerp uit de Bijbel.
Een populair vers
Het misschien wel bekendste en meest geciteerde vers uit de Bijbel wordt door bijna niemand begrepen. Johannes 3:16: “Want zo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat ieder die in Hem gelooft, niet verloren gaat, maar eeuwig leven heeft.” Dit vers wordt geregeld door miljoenen geciteerd, terwijl ze een essentieel zinsgedeelte in dit vers negeren.
Lees het vers nogmaals! Iemand die verlossing ontvangt krijgt de belofte dat hij “niet verloren gaat” maar “eeuwig leven heeft”! Als de hel een plaats van eeuwige marteling is, dan moeten de mensen die deze kwelling ondergaan ook het eeuwige leven hebben. Maar er staat: “…opdat ieder die in Hem gelooft, niet verloren gaat.” Er staat niet: “…opdat ieder die in Hem gelooft, niet eeuwig gekweld wordt.” Hoe verhoudt het woord verloren zich tot het populaire idee over de hel en het hellevuur? Waarom inspireerde God Johannes om het woord verloren te gebruiken als dit niet is wat Hij bedoelde?
Het loon van zonde
Als u een baan heeft ontvangt u geregeld een loonstrookje. Dat is het loon dat u ontvangt voor het werk dat u gedaan hebt. Hoe zit het met God? Betaalt Hij ook loon voor de gedane arbeid? Kijk eens naar Romeinen 6:23: “Want het loon van de zonde is de dood, maar de genadegave van God is eeuwig leven, door Jezus Christus, onze Heere.” Dit vers weerspiegelt Johannes 3:16 precies! Eeuwig leven wordt in contrast gebracht met de DOOD, met verloren gaan! Het loon van de zonde is de dood, niet een eeuwige marteling in de hel.
Er is niets mysterieus aan de betekenis van loon dat door een werkgever wordt betaald aan een werknemer voor zijn werk. Waarom zou er dan verwarring moeten bestaan over de betekenis van het loon dat God aan een zondaar betaalt voor zijn werken? God zegt dat Hij de goddelozen het loon van de dood geeft, niet van leven in een martelkamer. De Bijbel zegt wat het bedoelt en bedoelt wat het zegt. Het zegt dat “de Schrift niet gebroken kan worden” (Joh. 10:35) en “Uw [Gods] Woord is de waarheid” (17:17). Als wij geloven dat de Bijbel onbreekbare waarheid bevat, dan moeten we ook geloven dat dood dood betekent en dat leven leven betekent! Wat jammer dat de meeste mensen deze eenvoudige verzen niet begrijpen.
Voordat we een aantal aanvullende verzen over het onderwerp van de hel gaan onderzoeken moet er een belangrijk fundament gelegd worden. Het idee van een eeuwig brandende hel is onlosmakelijk verbonden met het populaire geloof dat alle mensen onsterfelijke zielen hebben. We moeten onderzoeken wat God zegt over zielen. Het is niet wat u denkt!
Hebben mensen onsterfelijke zielen?
De meeste mensen begrijpen de relatie tussen fysieke mensen en zielen niet. Op de zondagsschool werd mij geleerd dat mensen worden geboren met een onsterfelijke ziel. Algemeen wordt aangenomen dat de zielen van zondaars na hun dood voor eeuwig naar de hel gaan, omdat ze immers onsterfelijk zijn. Is dit wat de Bijbel zegt? Als het loon van de zonde de dood is, kan de Bijbel dan ook onderwijzen dat mensen onsterfelijke zielen hebben?
In Genesis 2:7 staat: “En de Heere God had den mens geformeerd uit het stof der aarde, en in zijn neusgaten geblazen den adem des levens; alzo werd de mens tot een levende ziel” (Statenvertaling). Dit vers vertelt niet dat mensen zielen hebben, maar dat ze zielen zijn. Adam werd een ziel – hem werd geen ziel gegeven. En bijna onmiddellijk daarna waarschuwde God hem: “En de Heere God gebood de mens: Van alle bomen van de hof mag u vrij eten, maar van de boom van de kennis van goed en kwaad, daarvan mag u niet eten, want op de dag dat u daarvan eet, zult u zeker sterven” (vers 16-17). Als je deze twee verzen samenvoegt, dan maken ze duidelijk dat mensen zielen zijn en dat zielen kunnen sterven!
De profeet Ezechiël werd tot tweemaal toe geïnspireerd om te schrijven: “De ziel die zondigt, die zal sterven” (Ez. 18:4, 20, NBG vertaling 1951). Dood is de afwezigheid van leven. Het is het ophouden – de beëindiging – van leven. Dood is niet leven in een andere plaats. Het is niet het verlaten van “dit leven” om naar een “ander leven”, het “volgende leven”, te gaan.
Meer over het onderwerp of de ziel al dan niet kan sterven lezen we in Mattheüs 10:28: “En wees niet bevreesd voor hen die het lichaam doden en de ziel niet kunnen doden, maar wees veeleer bevreesd voor Hem [God] Die zowel ziel als lichaam te gronde kan richten in de hel.” De Bijbel zegt dat zielen te gronde gericht kunnen worden! Volgens dit vers kunnen zielen vernietigd worden, net zoals lichamen. We weten allemaal dat lichamen uiteindelijk sterven en dat ze daarna op natuurlijke wijze ontbinden en volledig “te gronde gericht” worden door dat ontbindingsproces. Elke begrafenisondernemer weet dit. Dit vers leert ons dat God het te gronde richten van zielen in de hel doet! Lichamen kunnen op veel verschillende manieren sterven en te gronde gericht worden. Zielen worden echter door God in de hel te gronde gericht.
Voordat we de verzen over de hel direct gaan bestuderen moeten er nog een paar laatste punten vastgesteld worden.
Zijn de doden bij bewustzijn?
Het menselijk verstand onderscheidt zich van het dierlijk brein door intelligente gedachten. Als de doden niet dood zijn, maar eigenlijk nog steeds in leven zijn, dan moeten ze blijkbaar in staat zijn om intelligente gedachten te hebben. Ze moeten zich op zijn minst bewust zijn van hun omgeving. Laten we een aantal verzen bekijken.
Ten eerste Psalm 146:3-4: “Vertrouw niet op…het mensenkind…Zijn geest gaat uit hem weg, hij keert terug tot zijn aardbodem; op die dag vergaan zijn plannen.” Wanneer mensen sterven stoppen hun plannen onmiddellijk – “op die dag”. Dat staat er. Dit vers komt niet overeen met het idee dat de doden bij bewustzijn lijden in een martelplaats. We zouden kunnen aannemen dat ze tijdens hun lijden geen kennis hebben van hun lijden. Ze zijn zich dus niet bewust van wat er met hen gebeurd. Maar dan moeten we ons afvragen wat het nut van hun lijden is? Het zou zijn alsof ze in een coma liggen – zich volkomen onbewust van wat er rondom hen heen gebeurd – terwijl hun zintuiglijk zenuwstelsel de enorme pijn van verbranding voelt. Hoe zou dit werken?
Gebruik de volgende vergelijking. Als iemand een grote operatie gaat krijgen, dan worden ze onder narcose gebracht – ze worden bewusteloos gemaakt – zodat ze geen pijn zullen ervaren. Medische dokters begrijpen dit – waarom begrijpen theologen en gelovigen dit niet? Waarom ontkennen zij de klare taal uit de Bijbel?
Sommigen die bereidwillig de boodschap van de Bijbel negeren, beweren dat alleen sterfelijke gedachten “vergaan”, in de zin van dat de doden dit aardse rijk verlaten en een soort van mysterieuze, andere vorm van gedachten krijgen. Is dit waar? Natuurlijk is dit belachelijk, en de Bijbel zegt dit niet, maar we moeten het idee op zijn minst onderzoeken. Kijk nu eens naar het volgende nog duidelijkere vers: “Want de levenden weten dat zij sterven zullen, maar de doden weten helemaal niets…” (Pred. 9:5).
Voor de eerlijke lezer is de duidelijke betekenis hier niet te missen!
Salomo schreef: “Want wat de mensenkinderen overkomt, overkomt ook de dieren. Hun overkomt een en hetzelfde. Zoals de een sterft, zo sterft de ander, en zij hebben alle een en dezelfde adem. De mensen hebben niets voor op de dieren…Zij gaan allen naar één plaats: zij zijn allen uit het stof en zij keren allen terug tot het stof” (Pred. 3:19-20).
Kijk nu eens naar Psalm 115:17: “De doden zullen de heere niet prijzen, evenmin al wie in de stilte neergedaald zijn.” In de dood is er “stilte”. Dit is beslist niet in overeenstemming met het populaire concept van miljoenen doden die huilen en schreeuwen van de pijn. Zo'n scène zou nooit beschreven kunnen worden als stilte! En als veel van de doden naar de hemel gaan, waarom prijzen zij God dan niet?
Psalm 6:6 legt verder uit dat de doden geen bewust geheugen ervaren: “Want in de dood is er geen gedachtenis aan U, wie zal U loven in het graf?” Kan er iemand echt serieus suggereren dat de doden, lijdend in de hel, normale menselijke herinneringen kunnen ervaren, maar zich niet bewust zijn van God – dat ze Hem niet herinneren? Zou God mensen in de “hel” plaatsen en ze daar dan achterlaten om te lijden, zich eeuwig afvragend hoe ze daar gekomen waren en wie hen daar geplaatst had – omdat ze “geen gedachtenis” hebben van iets dat met God te maken heeft?
De opstanding van de doden
Onthoud dat de Bijbel geïnterpreteerd moet worden door de Bijbel. Houd de waarheden in de Bijbel altijd eenvoudig en dan vallen de misleidende ideeën van mensen in elkaar als een kaartenhuis.
Hier volgt de reden waarom de doden in het graf geen gedachtenis hebben aan God.
Jezus zei: “Verwonder u daar niet over, want de tijd komt waarin ALLEN die in de graven zijn, Zijn stem zullen horen, en zij zullen eruitgaan: zij die het goede gedaan hebben, tot de opstanding ten leven, maar zij die het kwade gedaan hebben, tot de opstanding ter verdoemenis [Grieks: oordeel]” (Joh. 5:28-29).
Christus begreep dat de meesten dit onvoorstelbaar zouden vinden. Dat is de reden waarom Hij tegen zijn discipelen zei: “verwonder u daar niet over” – Hij begreep dat de meeste mensen zich wel zouden verwonderen over de gedachte dat iedereen die ooit geleefd heeft nu “in het graf” is, wachtend op de opstanding! Mijn instructie aan u is om u ook niet te verwonderen over Christus’ woorden. Accepteer ze! Hij zei dat “allen” in de graven zijn. Hij zei niet dat sommigen daar zijn.
De reden dat er geen bewuste gedachten en geen gedachtenis aan God is na de dood is dat iedereen die ooit gestorven is momenteel wacht op een van de opstandingen waar Christus naar verwees. Alle mensen zullen ofwel opstaan tot eeuwig leven ofwel tot oordeel. Dat is wat er staat.
Geen wonder dat David zei: “Ik echter zal in gerechtigheid Uw aangezicht aanschouwen; ik zal, wanneer ik ontwaak , verzadigd worden met uw beeld” (Ps. 17:15). David begreep dat de opstanding een ontwaking was – opnieuw levend worden.
Job keek, net als David, uit naar de opstanding ten leven. Kijk maar: “Och, verstopte U mij maar in het graf, verborg U mij maar totdat Uw toorn zich afkeert; stelde U maar een grens voor mij vast en dacht U maar aan mij! Als een man gestorven is, zal hij dan weer levend worden? Dan zou ik alle dagen van mijn strijd hopen, totdat er voor mij verandering zou komen. U zou roepen, en ik zou U antwoorden” (Job 14:13-15).
Job vroeg niet aan God om alleen zijn lichaam in het graf zou verstoppen. Hij vroeg God: “[verstop] mij…[verberg] mij…[stel] een grens voor mij…[denk] aan mij.” Hij wist ook dat God hem “verborgen” zou houden. Stel uzelf eens de vraag hoe verborgen gehouden worden te rijmen is met in de hemel zijn. Als dat het geval is, dan is God behoorlijk slecht in het verborgen houden van dingen en zou de rest van het vers niet logisch zijn. Kijk nu eens naar de volgende vraag die hij stelde – “als een man gestorven is, zal hij dan weer levend worden?” Als Job nog steeds zou leven na zijn dood, hoe zou hij dan “weer levend” kunnen worden? Hij begreep dat hij “in het graf” zou wachten tot zijn opstanding op een vastgestelde tijd (een grens), en dan zou er voor hem “verandering” komen. Wat betekent de verandering die voor hem gaat komen?
De apostel Paulus schreef over een “verandering” die naar alle ware christenen zal komen. Bestudeer I Korinthe 15:51-52, 54 zorgvuldig: “Zie, ik vertel u een geheimenis: Wij zullen wel niet allen ontslapen, maar wij zullen allen veranderd worden, in een ondeelbaar ogenblik, in een oogwenk, bij de laatste bazuin…de doden zullen…opgewekt worden…En wanneer…dit sterfelijke zich met onsterfelijkheid bekleed zal hebben, dan zal het woord geschieden dat geschreven staat: De dood is verslonden tot overwinning.”
Het is zeker een geheimenis voor de wereld dat er een verandering naar onsterfelijkheid zal komen bij de opstanding. Hoe kan iemand van “sterfelijk” naar “onsterfelijk” gaan als ze al een onsterfelijke ziel hebben? Ziet u de dwaze logica van mensen wanneer ze duidelijke verzen van de Bijbel negeren?
Net zoals Job wist dat er voor hem “verandering” zou komen, wist David dat hij zou “ontwaken” en Paulus dat christenen “veranderd” zullen worden – dat zij uit de “slaap” zullen ontwaken – op het moment van de opstanding. Bij de opstanding zullen mensen letterlijk ontwaken uit de dood. Geloof mij niet – geloof uw Bijbel!
Stel uzelf de volgende vraag: Hoe kunnen mensen opgewekt worden als ze al onsterfelijke zielen zijn? Alleen de doden hebben, net zoals Christus toen Hij in de graftombe was, een opstanding nodig. Dat is het doel van de opstanding. Laat u niet misleiden door bedriegers die zeggen dat “de opstanding alleen betrekking heeft op het lichaam omdat de ziel blijft leven na de dood”! U hebt al verschillende verzen gezien die deze dwaling weerleggen.
Zelfs na een kort onderzoek worden de ideeën van intelligente mensen vaak al blootgesteld als volstrekte dwaasheid. Het populaire concept van de hel werd ontworpen door mensen om met behulp van angst andere mensen de valse religie te doen volgen die zij bedacht hadden. De ware God zou mensen nooit voor alle eeuwigheid roosteren zonder ze ooit te laten opbranden, zodat hun lijden genadevol zou kunnen eindigen. Dit is wat een monster zou doen. De door mensen bedachte valse goden “doen” en “onderwijzen” figuurlijk wat de mensen die hen geschapen hebben besloten hebben.
Vele miljarden mensen hebben geleefd en zijn gestorven zonder ooit de naam van Jezus Christus gekend te hebben en zonder ooit een kans op verlossing gehad te hebben. Moeten wij geloven dat zij nu roosteren in een door mensen bedachte “hel” die is ontworpen door heidense dichters? Als de niet verloste mensen na hun dood direct naar de hel gaan, dan zijn meer dan de helft van de mensen die ooit geleefd hebben nu daar!
Wat is nu de waarheid over de hel?
Aangezien niemand ooit is teruggekeerd van de dood – van de “hel” – om verslag te doen, hebben we de keuze om ofwel de ideeën van mensen te geloven ofwel de Bijbel te bestuderen om te zien wat God onthult.
De hel: Vier woorden
De Bijbel spreekt wel over het onderwerp van de hel en het hellevuur, in meerdere passages. Christus verwees er verscheidene malen naar, en zo ook een aantal van de apostelen. De profeten noemden het ook verscheidene malen in het Oude Testament. De Bijbel gebruikt drie Griekse woorden in het Nieuwe Testament, en één Hebreeuws woord in het Oude Testament, die de betekenis van de hel uitleggen. Laten we deze woorden bestuderen.
Het Hebreeuwse woord dat in het Oude Testament met hel vertaald wordt is sheol. Het heeft een tegenhanger in het Nieuwe Testament: hades. Als u in een concordantie het woord sheol opzoekt zult u zien dat daar ook wordt verwezen naar het Griekse woord hades. Ze betekenen beide “het graf, kuil, wereld van de doden of de hel.” De hel is het graf. Door dit zo te zeggen hebben we zojuist ontdekt dat alle mensen inderdaad naar “de hel” gaan bij hun dood! Aangezien de Bijbel zegt dat “het voor de mensen beschikt is dat zij eenmaal moeten sterven” (Heb. 9:27), dan gaat iedereen inderdaad dood en naar de hel – letterlijk. Alle mensen gaan uiteindelijk naar het graf.
Het woord hades is het meest gebruikte woord voor “hel” in het Nieuwe Testament. (Sommige vertalingen van het Nieuwe Testament hebben zelfs het woord hel vervangen door hades.) Ik herinner me dat ik meer dan 35 jaar geleden leerde dat mensen in Engeland, in de zeventiende eeuw, vaak spraken over het planten of plaatsen van hun aardappelen in de hel tijdens de winter. Aan dit woord was voor hen geen mysterie verbonden. Vrijwel alle bronnen zijn het erover eens dat sheol en hades hetzelfde zijn en dat ze beiden naar het graf verwijzen.
Het was alleen na verloop van tijd dat het heidense beeld van de hel, als een laaiend ondergronds inferno, de oorspronkelijke betekenis van het woord verving.
Het tweede Griekse woord dat met “hel” vertaald wordt vinden we maar één keer in het Nieuwe Testament. Lees II Petrus 2:4: “Want als God de engelen die gezondigd hebben, niet gespaard heeft, maar hen in de hel geworpen heeft en overgegeven aan de ketenen van de duisternis om tot het oordeel bewaard te worden.” Het woord dat hier gebruikt wordt is tartaros en verwijst naar engelen, niet naar mensen. Het betekent “een gevangenis, opsluiting, plaats van bedwang, of een donkere afgrond”. Dit vers beschrijft de opsluiting van de engelen op de aarde als hun “plaats van bedwang” of “gevangenis” na hun rebellie tijdens het tijdperk voor Adam. (Lees ons gratis boekje Wie is de duivel? om meer over deze rebellie te leren.)
We hebben ons nu voorbereid om het derde en laatste Griekse woord dat met “hel” vertaald wordt te onderzoeken. Dit woord komt twaalf keer voor in het Nieuwe Testament. Jezus sprak erover toen Hij zei: “En als uw hand u doet struikelen, hak hem dan af; het is beter voor u verminkt het leven in te gaan dan met twee handen heen te gaan in de hel, in het onuitblusbaar vuur, waar hun worm niet sterft en het vuur niet uitgeblust wordt. En als uw voet u doet struikelen, hak hem dan af; het is beter voor u kreupel het leven in te gaan dan met twee voeten geworpen te worden in de hel, in het onuitblusbaar vuur, waar hun worm niet sterft en het vuur niet uitgeblust wordt. En als uw oog u doet struikelen, werp het dan uit; het is beter voor u met één oog het Koninkrijk van God in te gaan dan met twee ogen in het helse vuur geworpen te worden, waar hun worm niet sterft en het vuur niet uitgeblust wordt” (Mar. 9:43-48).
Dit vers verwijst herhaaldelijk naar de “hel” en “onuitblusbaar vuur”. Het spreekt ook drie keer over “wormen die niet sterven”. We zullen terugkomen op deze termen.
In Mattheüs 5:22 sprak Christus over hen die “schuldig bevonden [kunnen] worden tot het helse vuur”. We hebben al een van Zijn andere waarschuwingen onderzocht om “bevreesd voor Hem [te zijn] Die zowel ziel als lichaam te gronde kan richten in de hel” (Matt. 10:28). Christus heeft het in dit vers over vernietiging, niet voortdurende bestraffing.
In beide gevallen worden de termen hel en helse vuur vertaald uit het laatste Griekse woord voor hel: gehenna. Het kan vertaald worden met zowel hel als helse vuur. Begrip van dit woord zal het langere citaat uit Markus 9 verklaren, dat hierboven werd geciteerd.
In Hastin's Dictionary staat de volgende definitie van dit woord: “Gehenna: het woord komt in het Nieuwe Testament twaalfmaal voor. Deze term ‘gehenna’ staat voor ‘het Dal van Hinnom’ (Neh. 11:30, II Kon. 23:10, etc.). De plek was…een diepe smalle kloof in de nabijheid van Jeruzalem, aangenomen werd dat het was gelegen aan de zuidzijde. Het wordt meerdere malen in het Oude Testament genoemd (Jer. 19:6, etc.). Het werd een object van afschuw voor de Joden, en naar zeggen een reservoir van botten, lichamen van dieren en misdadigers, vuilnis en allerlei onreine dingen. De huiveringwekkende praktijken die met deze plek geassocieerd werden maakten dit een onmiskenbaar symbool van verschrikkelijk kwaad…absolute ondergang, het werd gezegd dat de vuren brandend werden gehouden om de vuile en verdorven voorwerpen die erin gegooid werden te verteren. Het werd hierdoor een aanduiding van de plek van toekomstige bestraffing.”
Ik heb persoonlijk door dit dal gewandeld en heb de richels, de contouren en de nabijheid tot Jeruzalem nauwkeurig onderzocht. Het is een lang, steil, loopgraafachtig ravijn dat niet bepaald breed is, maar wel behoorlijk diep. Het is absoluut een bestaande plaats en ziet er precies zo uit als de bovenstaande woorden beschrijven. De vuren daarin werden toen voortdurend brandend gehouden, net zoals vroeger ook wel op bepaalde vuilstortplaatsen gedaan werd. Jaren geleden werd op de vuilstortplaats van mijn geboortestad Lima in Ohio constant afval verbrand. Ik heb dit vele malen gezien en heb geen moeite om te begrijpen waar Christus naar verwees.
Sommige lichamen die in dit dal gegooid werden bereikten de vuren die onderin brandden nooit. Ze bleven hangen in het kreupelhout en de bomen op de richels vlakbij de rand. Toen Christus de goddelozen beschreef en zei dat “hun worm niet sterft”, verwees Hij naar de lichamen van bepaalde misdadigers die over de rand van het ravijn gegooid werden, maar die niet opgebrand werden, omdat ze vast kwamen te zitten op een richel. Deze verrotten en ontbonden letterlijk waar ze lagen. De maden die hun lichamen binnendrongen voltooiden het ontbindingsproces zonder daarbij onderbroken te worden door het vuur of iets anders. Met andere woorden, hun wormen “stierven niet”, omdat ze zich later ontwikkelden tot vliegen. Dit illustratieve plaatje is deels de reden dat Gehenna zo'n afkeer opriep bij iedereen die ermee bekend was! (Lees ons gratis boekje Wie is de duivel? om meer te leren over deze rebellie).
De vuurpoel
Het Dal van Hinnom – Gehenna – kwam symbool te staan voor een plek van uiteindelijke bestraffing – een plek van “absolute ondergang” – voor iedereen die daarheen ging. De verwijzing naar het helse vuur is eigenlijk een verwijzing naar de “poel van vuur” die beschreven wordt in Openbaring 20:13-15: “En de zee gaf de doden die in haar waren. Ook de dood en het rijk van de dood gaven de doden die in hen waren, en zij werden geoordeeld, ieder overeenkomstig zijn werken. En de dood en het rijk van de dood [hades] werden in de poel van vuur geworpen. Dit is de tweede dood. En als iemand niet bleek ingeschreven te zijn in het boek des levens, werd hij in de poel van vuur geworpen.”
Allen die deze poel ingaan gaan permanent dood. Ze worden volledig vernietigd – een definitieve bestraffing die voor altijd is – eeuwigdurend – permanent! Het is geen voortdurende bestraffing, maar daarentegen een eeuwige straf. Christus begreep dit, net zoals iedereen die wist wat de vuren in het Dal van Hinnom waren begreep dat de lichamen van misdadigers en dieren die daarin gegooid werden opgebrand werden. Toen ik door het dal liep zag ik geen vuur meer branden. Ik kon zelfs geen aanwijzingen vinden dat er ooit vuren waren geweest. Tweeduizend jaar hebben de omgeving volledig veranderd.
Judas 1:7 vertelt over de oude steden Sodom en Gomorra die de “straf van het eeuwige vuur” ondergaan hadden voor hun zonden. Die steden branden tegenwoordig niet meer en zijn zo volledig verwoest dat archeologen hun exacte locatie nooit met zekerheid hebben kunnen bewijzen. Wat er gebeurde met deze steden veroorzaakte geen permanent, zichtbaar vuur dat voor iedereen vandaag te zien is. Hun vernietiging was voor altijd. Toen die steden volledig opgebrand waren gingen de vuren uit. Hun straf duurt echter tot vandaag door!
Het moet nu duidelijk zijn waarom Paulus opschreef dat het loon van zonde de dood is, en niet eeuwigdurende pijniging en marteling in een eeuwigbrandende hel. De meeste mensen hebben vuren gezien die niet geblust werden. Maar uiteindelijk branden die altijd uit nadat ze al het beschikbare, brandbare materiaal hebben verteerd. Lees Jeremia 17:27 en 52:13. Meer dan 2500 jaar geleden, nadat God Jeruzalem had gewaarschuwd dat Hij haar, als ze zich niet zou bekeren, zou branden met een “onuitblusbaar vuur”, gebeurde dit ook. Ik heb Jeruzalem ook gezien. U heeft het waarschijnlijk ook meerdere malen op televisie gezien. Het brandt vandaag niet nog steeds.
Meer duidelijke verzen
Een genadevolle en barmhartige God zou nooit iets of iemand kunnen martelen – laat staan voor alle eeuwigheid. Schenk zorgvuldige aandacht aan de volgende verzen:
Psalm 104:35: “De zondaars zullen van de aarde verdwijnen, de goddelozen zullen er niet meer zijn.” Neem dit vers precies zo aan als het er staat, voeg er niets aan toe. Het is consistent met alles dat we tot nu toe hebben gezien over het lot van de goddelozen. De volgende serie verzen is nog sterker.
Psalm 37:9-12, 20, 22, 29: “Want de kwaaddoeners zullen uitgeroeid worden; maar wie de heere verwachten, die zullen de aarde bezitten. Nog even, en de goddeloze zal er niet meer zijn; u zult op zijn plaats letten, maar hij zal er niet wezen. Maar de zachtmoedigen zullen de aarde bezitten en vreugde scheppen in grote vrede. De goddeloze bedenkt snode plannen tegen de rechtvaardige, hij knarsetandt over hem…Maar de goddelozen komen om; de vijanden van de heere zijn als het kostbaarste van de lammeren: zij verdwijnen, in rook zullen zij verdwijnen…Want wie door Hem zijn gezegend, zullen de aarde bezitten; maar wie door Hem zijn vervloekt, worden uitgeroeid…De rechtvaardigen zullen de aarde bezitten en voor eeuwig daarop wonen.” Deze beschrijving van het lot van de goddelozen is onmogelijk verkeerd te begrijpen. Merk ook op dat de zachtmoedigen niet de hemel erven, maar juist de aarde. Christus citeerde ditzelfde vers toen Hij een beschrijving gaf van de erfenis die ware Christenen zullen ontvangen (Matt. 5:5).
Jesaja 66:24: “En zij zullen de stad uit gaan en zien de dode lichamen van de mannen die tegen Mij in opstand zijn gekomen; want hun worm zal niet sterven en hun vuur zal niet uitgeblust worden, en zij zullen voor alle vlees een afgrijzen zijn.” Dit was de passage die Christus driemaal citeerde in Markus 9 over zogenaamde “onsterfelijke wormen”. Deze lichamen zullen eerst rotten. Daarna, nadat ze weer zijn opgewekt, zullen velen in de poel van vuur gegooid worden – waar “onuitblusbaar vuur” op hen wacht, dat hen zal opbranden.
Maleachi beschrijft ook een bestraffing door vuur: “Want zie, die dag komt, brandend als een oven. Dan zullen alle hoogmoedigen en allen die goddeloosheid doen, stoppels worden. En die dag die komt, zal ze in vlam zetten, zegt de heere van de legermachten, Die van hen wortel noch tak zal overlaten. Maar voor u die Mijn Naam vreest, zal de Zon der gerechtigheid opgaan en onder Zijn vleugels zal genezing zijn; en u zult naar buiten gaan en dartelen als kalveren uit de stal. U zult de goddelozen vertrappen. Voorzeker, stof zullen zij worden onder uw voetzolen op die dag die Ik bereiden zal, zegt de heere van de legermachten” (verzen 1-3). Iedereen die over een plaats loopt waar brand heeft gewoed begrijpt dat er as onder hun voeten zal zijn! Dit is het lot van de goddelozen.
Een samenvatting
Herbert W. Armstrongs artikel “Is er een hel?” vatte het antwoord op de vraag samen met het volgende afsluitende citaat:
“Weet u dat de Bijbel onderwijst over de opstanding van iedereen die is gestorven? De apostel Paulus zei dat zijn hoop de hoop van de opstanding was! Als de opstanding een ware Bijbelse lering is, dan is de heidense mythe van een eeuwige marteling, vanaf het moment van sterven, net zo misleidend als Satan zelf! Als alle on geredde mensen – zelfs iedereen die nooit de enige naam Jezus Christus gehoord hebben – roosteren, schreeuwen, in zo'n hel, en daar nooit uit kunnen komen, hoe kan er dan een opstanding zijn!
“Dank God! – er zal een opstanding tot oordeel zijn, en een opstanding tot eeuwig leven van de doden in Christus!
“Ja, dank God, Hij heeft de wereld zo liefgehad – we hoeven niet te verdwijnen, maar door Christus mogen we het eeuwige leven hebben!”
Het onderzoeken van de zogenaamde “bewijsteksten”
Honderden miljoenen mensen geloven in een eeuwigbrandende hel omdat hen verteld is dat “de Bijbel dat zegt”. U heeft inmiddels gezien dat de Bijbel zoiets helemaal niet zegt.
Er zijn echter bepaalde “bewijsteksten” die veel mensen citeren om de valse leer van een “eeuwigbrandende hel” te bewijzen. Een diepgaande studie van het onderwerp zou niet compleet zijn zonder het onderzoeken van deze verzen. In deze inzet zullen we de teksten gaan onderzoeken die het vaakst als “bewijs” geciteerd worden. Vraag uzelf, terwijl u d9-10e volgende zes verzen met bijbehorende punten leest, het volgende af: Waarom zou God de duidelijke uitspraken die we op andere plekken in Zijn Woord zien direct tegenspreken? Sommige verzen vereisen maar een beetje uitleg. Bij andere verzen moeten we meer in detail gaan om tot het juiste begrip te komen.
“Eeuwige straf”
Mattheüs 25:41, 46: “Dan zal Hij ook zeggen tegen hen die aan de linkerhand zijn: Ga weg van Mij, vervloekten, in het eeuwige vuur, dat voor de duivel en zijn engelen bestemd is…En dezen zullen gaan in de eeuwige straf, maar de rechtvaardigen in het eeuwige leven.”
Is dit bewijs van een eeuwigbrandende hel?
Dat is het niet! Het Griekse woord aionios (waar ons woord eon vandaan komt), vertaald als “eeuwig” betekend “nooit eindigend”. God zal de goddelozen op dezelfde wijze straffen als de duivel en zijn demonen.
Er zijn vier verschillende fases van wat Satans “hel” genoemd zo kunnen worden:
(1) II Petrus 2:4 (laatste gedeelte): De 6000 jaar dat hij is neergeworpen op de aarde, zoals uitgelegd door het Griekse woord tartaroo, wat gevangenis, opsluiting of plaats van bedwang betekent. In II Petrus wordt tartaroo onjuist als “hel” vertaald.
(2) Judas 13 (laatste gedeelte): bevat een verwijzing naar Satan die in de “diepste duisternis”, waarschijnlijk buiten het universum en vermoedelijk 1000 jaar durend. Dit zal plaats vinden wanneer Christus Zijn Koninkrijk opzet in Jeruzalem. Leviticus 16 beeld deze gebeurtenis uit als de duivel die “de woestijn” wordt ingestuurd (vs. 10, 20-22).
(3) Openbaring 20:2: Om Gods doel te vervullen wordt Satan later weer op de aarde geworpen (Openb. 12:9-10). Na de periode van de zegels van Openbaring die drie en een half jaar duren, zullen hij en zijn engelen gebonden worden voor nogmaals 1000 jaar, maar deze keer in een bodemloze afgrond.
(4) Openbaring 20:10: Als de 1000-jarige periode is verstreken zal Satan losgelaten worden voor een korte tijd (vs. 3, 7) voordat hij weer buitengeworpen wordt, deze keer in de vuurpoel. Mattheüs 25:46 verwijst ook naar een eeuwige “straf”. Wanneer de dood plaatsvindt dan heeft dat zeker een blijvend effect—wat de persoon in kwestie betreft. Dit helpt vers 41 uit te leggen. De verzen 41 en 46 moeten samen worden begrepen.
Dit onderwerp is niet compleet totdat de lezer inziet dat Christus al eerder in Mattheüs, in hoofdstuk 13, sprak over een “vuuroven” die de goddelozen zal verbranden (vs. 42, 50), die in Mattheüs 25 worden aangeduid als bokken. Dit is dezelfde oven die ook in Maleachi 4:1 wordt genoemd. Jesaja 31:9 zegt dat deze oven, die de goddelozen zal opbranden, zich in Jeruzalem bevindt—waar Christus natuurlijk ook zal zijn als dit plaatsvindt.
“Niet verlaten in het graf”
Handelingen 2:31: “…daarom voorzag hij dit en zei hij over de opstanding van Christus dat Zijn ziel niet is verlaten in het graf en dat Zijn vlees geen ontbinding heeft gezien.”
De vraag hier is: Hoe kan het dat Christus stierf, maar dat ontbinding van Zijn lichaam toch niet begon?
Ten eerste is het Griekse woord dat hier vertaald is als “hel” hades, dat zoals we gezien hebben simpelweg het graf betekent. Een lichaam kan een aantal dagen of langer liggen zonder te beginnen met ontbinding als al het bloed eruit verwijderd is. Christus had al Zijn bloed vergoten, waardoor dit een grotere mogelijkheid wordt. Vanwege de extreme temperaturen in Jeruzalem moest God echter op bovennatuurlijke wijze het lichaam van Christus behouden van dit natuurlijke proces.
“Geesten in de gevangenis”
I Petrus 3:19-20: “…door Wie Hij ook, toen Hij heenging, aan de geesten in de gevangenis gepredikt heeft, namelijk aan hen die voorheen ongehoorzaam waren, toen God in Zijn geduld nog eenmaal wachtte in de dagen van Noach, terwijl de ark gebouwd werd, waarin weinige – dat is acht – mensen behouden werden door het water heen.”
Zijn deze “geesten in de gevangenis” slechte mensen die “naar de hel” gegaan waren, waartegen Christus “predikte” tijdens de drie dagen en drie nachten dat Hij in het graf was? Dit beeld kan eenvoudig en juist gecorrigeerd worden door het gebruiken van deze sleutels:
(1) Het prediken gebeurde “toen God in Zijn geduld nog eenmaal wachtte in de dagen van Noach” – niet tijdens de 72 uur durende periode van Christus’ dood!
(2) Het woord dat vertaald is als “gevangenis” is niet een eeuwig hellevuur ergens onder de aarde waar de “verdoemden” roosteren. Het is daarentegen het Griekse woord phulake, wat “een plaats van bedwang of gevangenis” betekent. Die plek is de aarde – waarop Satan en zijn demonen (Luk. 10:18, 20 “geesten”) neergeworpen zijn.
Tijdens een gedeelte van de 120 jaar van Noachs prediking – de Bijbel vertelt niet hoe lang – heeft Christus tegelijkertijd gepredikt aan de gevallen engelen die Satan volgden. II Petrus 2:4-5 is een behulpzame referentie, omdat we zagen dat het woord dat daar als hel vertaald wordt in werkelijkheid het Griekse woord tartaroo is, dat al eerder in dit boek is uitgelegd.
“Aan de doden”
I Petrus 4:6: “Want daartoe is aan de doden het Evangelie verkondigd, opdat zij wel geoordeeld werden, naar de mens in het vlees, maar ook zouden leven naar God in de geest.”
Sommigen denken dat dit vers de claim bevestigt dat de doden ergens anders in leven zijn, bijvoorbeeld in de “hemel” of in een “eeuwigbrandende hel”.
Om dit vers te begrijpen is het essentieel om te weten wie de “doden” zijn waar Petrus over sprak. Tegen de tijd dat deze brief geschreven werd, in 67-69 na Chr., hadden vele duizenden Christenen al de kennis over Gods wetten ontvangen, zoals die gepredikt werd door de apostelen, en zij leefden hun levens volgens die wetten. Met het verstrijken van de tijd waren sommigen van deze getrouwe volgers gestorven in het geloof. En anderen in de geschiedenis werden doodgemarteld door heidense leiders en religieuze autoriteiten.
Onthoud dat koning Salomo schreef: “Want de levenden weten dat zij sterven zullen, maar de doden weten helemaal niets. Zij hebben ook geen loon meer…Alles wat uw hand vindt om te doen, doe dat naar uw vermogen, want er is geen werk, geen overleg, geen kennis of wijsheid in het graf, waar u naartoe gaat” (Pred. 9:5, 10). Zij die fysiek dood zijn weten niets – en zijn niet in staat om enige prediking of andere communicatie te ontvangen.
Aangezien de doden niets weten, hadden de “doden” het evangelie ontvangen toen ze nog steeds leefden!
Maar er is nog een andere manier waarop het evangelie aan de “doden” verkondigd wordt. Gods Woord zegt dat zij die zich niet bekeerd hebben van hun zonden – waarvan de overtredingen nog niet zijn vergeven door God – soms als “dood” worden aangeduid (Ef. 2:1, 5; Kol. 2:13), dat wil zeggen, geestelijk dood.
Deze mensen zijn “dood” in hun ongerechtigheden. Zij hebben het geschenk van Christus’ offer niet ontvangen, en hebben ook Gods Heilige Geest – het “onderpand” of voorschot van verlossing – nog niet. Christus’ uitspraak tegen een jonge man, “Laat de doden hun doden begraven…” (Luk. 9:60), was een directe verwijzing naar zij die geestelijke zaken niet konden begrijpen – zij die nog steeds onder de doodstraf waren. De apostel Paulus legt verder uit dat zij “dood…door de overtredingen en de zonden” zijn (Ef. 2:1). Hoewel ze nog steeds fysiek in leven zijn, zijn ze geestelijk dood, omdat ze de woorden van het leven – het Evangelie van het Koninkrijk van God – niet horen! Christus legt uit: “De Geest is het Die levend maakt, het vlees heeft geen enkel nut. De woorden die Ik tot u spreek, zijn geest en zijn leven” (Joh. 6:63).
Vandaag de dag heeft Gods ware Kerk de opdracht gekregen om ditzelfde Evangelie aan de wereld te prediken “tot een getuigenis voor alle volken” (Mat. 24:14). De meeste mensen luisteren echter niet naar deze boodschap, en God roept ze op dit moment ook niet (Joh. 6:44). Daarom blijven zij in onwetendheid en zonde – geknecht onder de doodstraf – wat de ware vloek van de wet is waarover in Galaten 3:13 gesproken wordt!
“De rook van hun pijniging”
Openbaring 14:11: “En de rook van hun pijniging stijgt op tot in alle eeuwigheid, en zij die het beest en zijn beeld aanbidden, hebben dag en nacht geen rust, evenmin als iemand die het merkteken van zijn naam ontvangt.”
Sommigen nemen aan dat dit vers verwijst naar onsterfelijke zielen die voor eeuwig branden in de “hel”.
De tijdspanne die hier beschreven wordt moet nog komen. Dit vers verwijst naar “Babylon” (vs. 8), “de grote stad, omdat zij alle volken…van haar hoererij heeft laten drinken”. Dit is de laatste religieuze/politieke heropleving van het systeem dat in zijn beginfase wordt afgebeeld in Daniel 2 en 7. Openbaring 17:11-12 beschrijft het als de “achtste kop, met tien horens (die nog niet verschenen is).
Openbaring 14:9-10 zegt: “Als iemand het beest en zijn beeld aanbidt, en het merkteken op zijn voorhoofd of op zijn hand ontvangt, dan zal hij…gepijnigd worden in vuur en zwavel voor het oog…van het Lam.” Zolang de mensen die meedoen in dit “beest” systeem opstandig blijven tegen God, zullen ze “dag en nacht geen rust” ontvangen (vers 11). Dit zegt niet dat ze voor alle eeuwigheid zullen branden in de hel. Wat er wel staat is dat als hun lichamen eenmaal opgebrand zijn, hun “rook” tot in alle eeuwigheid opstijgt. Het vuur blust zichzelf uit, maar de gassen van de rook zullen blijven circuleren in de atmosfeer.
Het vuur dat hier genoemd wordt is op de aarde – niet in de aarde, als onderdeel van een “eeuwigbrandende hel”. U zult zo zien dat Maleachi duidelijk zegt: “U zult de goddelozen vertrappen. Voorzeker, stof zullen zij worden onder uw voetzolen op die dag die Ik bereiden zal, zegt de heere van de legermachten” (4:3).
“Een poel van vuur”
Openbaring 20:10: “En de duivel, die hen misleidde, werd in de poel van vuur en zwavel geworpen, waar ook het beest en de valse profeet reeds zijn. En zij zullen dag en nacht gepijnigd worden in alle eeuwigheid.”
Zegt dit vers dat de beest en de valse profeet – menselijke wezens – voor eeuwig gepijnigd worden in de poel van vuur, en uiteindelijk in de “hel” vergezeld worden door Satan?
Deze poel van vuur is dezelfde waarnaar verwezen wordt in Openbaring 19:20, dat aangeeft dat het Beest en de Valse Profeet “levend geworpen [werden] in de poel van vuur, die van zwavel brandt”.
De context van zowel Openbaring 19:20 en Openbaring 20:10 maken duidelijk dat beide verzen over dezelfde plaats spreken. In sommige vertalingen wordt de poel van vuur in Openbaring 19:20 aangeduid met “een” poel van vuur, maar dat is niet juist. In het Grieks worden alleen bepaalde lidwoord als “de” en “het” gebruikt, het gebruik van een onbepaald lidwoord als “een” komt niet in het Grieks voor.
De zin in Openbaring 20:10, “waar ook het beest en de valse profeet reeds zijn”, is misleidend. Vertalers hebben hier onjuist gebruik gemaakt van de term “zijn”. Er moet staan: “waar ook het beest en de valse profeet waren”.
Openbaring 19:20 zegt dat het beest en de valse profeet helemaal aan het begin van het Millennium in die poel van vuur geworpen werden. De duivel en zijn engelen werden aan het einde van het Millennium in dat vuur geworpen (Openb. 20:10) – vandaar dat dit vuur een tijdperk duurde.
Wellicht het grootste bewijs dat er geen eeuwig-brandende hel is, is dat zelfs Satan en zijn demonen uiteindelijk zullen worden vernietigd. De Bijbel is hier heel duidelijk over. Ezechiël 28 beschrijft een figuur genaamd de “koning van Tyrus” (vs. 12). Verzen 13-15 beschrijven dat hij in de Hof van Eden was, dat hij toen een cherub was die zijn vleugels beschermend uitspreidde, en dat “ongerechtigheid” in hem werd gevonden. Het is duidelijk dat dit de duivel is.
Merk het einde op die God uitspreekt over de koning van Tyrus: “Vanwege de overvloed van uw ongerechtigheden door uw oneerlijke handel ontheiligde u uw heiligdommen. Daarom deed Ik een vuur uit uw midden oplaaien, en dat verteerde u. Ik maakte u tot een hoop as op de grond voor de ogen van allen die naar u keken” (vs. 18). Het daarop volgende vers is zelfs nog duidelijker. Als de straf uiteindelijk is voltooid zegt God het volgende over de duivel: “u zult niet meer bestaan tot in eeuwigheid”.
Het volgende is een heel duidelijke passage uit Hebreeën. De context gaat over Christus: “om door de dood hem die de macht over de dood had–dat is de duivel–teniet te doen, en allen te verlossen die door angst voor de dood gedurende heel hun leven aan slavernij onderworpen waren” (2:14-15). Kan het nog duidelijker? Christus zal de duivel vernietigen! Hij zal dit doen wanneer Hij ook de dood zelf zal vernietigen (Openb. 20:14), vandaar dat niemand meer in de slavernij van de vrees voor de dood zal verkeren. Zelf de demonen weten dat ze op een zeker moment zullen worden vernietigd (Mar. 1:24).
Vraag uzelf af: Hoe kan er een eeuwig-brandende hel zijn als de Satan zelf tot een permanent einde zal komen? De klassieke afbeelding van Satan en zijn demonen die mensen voor eeuwig martelen in de hel is blootgelegd als een on-Bijbels en menselijk verzinsel.
De betekenis van Lazarus en de rijke man
Sommigen zullen zich ongetwijfeld afvragen, “Hoe zit het met Lazarus en de rijke man? Ging de één na zijn dood niet naar de hemel en de ander naar de hel? Is dat niet de les van dat verhaal?” Een groot gedeelte van dit boekje heeft tot nu toe op indirecte wijze de meeste gebruikelijke vragen die dit verhaal naar boven brengt behandeld.
Jammer genoeg wordt het verhaal van Lazarus en de rijke man bijna universeel verkeerd begrepen. Bijna iedereen stelt dat het geen gelijkenis is, maar juist een letterlijke weergave van het hiernamaals. Deze verklaring zal ongegrond blijken als we deze gaan toetsen aan de feiten. Het enige wat u daarvoor hoeft te doen is beginnen met de aanname dat het letterlijk is en dan proberen de elementen in dat verhaal te verklaren alsof ze letterlijk genomen moeten worden. De moeilijkheid om dat te kunnen doen zullen duidelijk worden.
Iedereen die er nog steeds niet van overtuigd is dat het hier gaat om een gelijkenis kunnen naar Markus 4:33-34 gaan. Deze twee verzen beschrijven het patroon dat Christus altijd gebruikte om Zijn discipelen te onderwijzen: “En door veel van zulke gelijkenissen sprak Hij het Woord tot hen, voor zover zij het horen konden, en zonder gelijkenis sprak Hij tot hen niet, maar Hij verklaarde alles aan Zijn discipelen als zij alleen waren.” Christus gebruikte voortdurend gelijkenissen om te onderwijzen. In Markus 4, vóór deze verzen, had Hij zojuist drie gelijkenissen gesproken. Het Nieuwe Testament bevat tientallen andere gelijkenissen. Een gelijkenis is een verhaal dat ontworpen is om een punt duidelijk te maken. Blijkbaar gebruikte Christus altijd, op de een of andere manier, gelijkenissen, want “zonder gelijkenis sprak Hij tot hen niet”. Lees de Bijbel zoals het er staat. Het verhaal van Lazarus en de rijke man is een gelijkenis, en moet aldus gelezen worden.
De vertelling van deze gelijkenis is te vinden in Lukas 16:19-31. Neem de tijd deze te lezen – en het complete plaatje van dit verhaal in uw hoofd te krijgen. Staat er echt dat wanneer mensen sterven, ze onmiddellijk naar de hemel of naar de hel gaan? We zullen zien dat zoiets er helemaal niet staat!
We hebben het nog maar kort gehad over het feit dat christenen (de zachtmoedigen) “de aarde beërven”, dit is de waarheid over de beloning van de verlosten en hoe dit het gebruikelijke geloof van de hemel als hun beloning ter zijde schuift. We hebben toen ook kort gekeken naar hen die op het moment van de opstanding zullen ontwaken tot onsterfelijkheid met Gods gelijkenis. Natuurlijk hebben we veel meer aandacht besteed aan het onderwerp van dit boekje, de hel. Daarom zal het makkelijker zijn om het echte lot van de rijke man te verduidelijken – te harmoniseren – dan dat van Lazarus. De rijke man kreeg het hellevuur en Lazarus werd gered. Dat is duidelijk, maar wat betekent het?
Het verhaal kan het beste vers na vers bestudeerd worden met een open Bijbel. In de uitleg wordt zo af en toe in een andere volgorde naar verzen verwezen, zodat we soms een vers zin na zin kunnen uitleggen. Wees gereed om net zo goed te letten op wat het verhaal niet zegt als op wat het wel zegt. Zoek ook elk vers op waarnaar wordt verwezen in de uitleg, maar die niet wordt geciteerd.
Vers 19-21: Deze verzen vormen het decor. Ze beschrijven de twee hoofdfiguren uit de gelijkenis. Het is duidelijk dat één erg rijk is, en de andere jammerlijk arm en ellendig. Een van de doelen van de gelijkenis is te laten zien dat Lazarus een type is van alle heidense christenen, die door hun bekering kinderen van Abraham worden. Lees Galaten 3:7, 29.
Vers 22: Beide mannen sterven. Vanaf dit punt maken de meeste mensen die het verhaal lezen ineens een enorme gedachtesprong door verkeerde aannames. De meesten concluderen dat Lazarus onmiddellijk arriveert in de hemel en dat de rijke man onmiddellijk arriveert in een eeuwigbrandende hel. Het verhaal zegt geen van deze dingen!
Let op! Het vers zegt helemaal niets over de hemel of een eeuwigbrandende hel – punt! Probeer deze woorden maar te vinden. Ze staan er niet. Dit vers zegt dat Lazarus arriveert in “de schoot van Abraham” – en er wordt niet gezegd wanneer dit gebeurt. Daarna staat er dat de rijke man wordt “begraven”! Dat is alles wat er staat. Onthoud de regel: Neem elk vers zoals het geschreven staat – zonder daaraan toe te voegen of daarvan weg te nemen.
Lazarus’ aanwezigheid in Abrahams schoot toont een zeer nabije, liefhebbende relatie. Van de apostel Johannes staat geschreven dat hij aanlag in de schoot van Jezus, als de apostel “die Jezus liefhad” (Joh. 13:23). (Hoewel Johannes, waarschijnlijk vanwege bescheidenheid, zichzelf niet identificeerde, is het duidelijk naar wie het vers verwijst.) Op deze manier wordt een speciale relatie getoond tussen Abraham en Lazarus, met geen enkele verwijzing naar een tijd of een plaats. In een beschrijving van een gesprek tijdens de tijd van Jezus’ bediening zegt Johannes 8:52-53 (tweemaal), “Abraham is gestorven”. Op dat moment was Abraham al 2000 jaar dood. En hij is nog steeds dood! Hij wacht niet in de hemel op mensen die direct na hun dood daar komen om aan te liggen in zijn schoot. De zachtmoedigen beërven de aarde wanneer Christus terugkeert om Zijn Koninkrijk op te richten! Abraham en Lazarus zullen opgewekt worden in het Koninkrijk van God wanneer Christus terugkomt. Dit is de betekenis van het vers.
Een andere regel van Bijbelstudie wordt gevonden in II Petrus 1:20. Dit vers waarschuwt dat “geen enkele profetie van de Schrift een eigenmachtige uitleg toelaat”. Het doornemen van andere essentiële verzen maakt dit duidelijk. Vergelijk Daniël 7:18, 22, 27; Judas 1:14-15; en Openbaring 5:10 met veel andere verzen en het wordt overduidelijk dat de heiligen samen met Christus zullen regeren op de aarde. Zie ook dat Mattheüs 25:31 laat zien dat Christus terugkeert met “de heilige engelen”. Herinner u dat Lazarus “door de engelen in de schoot van Abraham gedragen werd”. Vergelijk dit tenslotte met Mattheüs 24:31 voor verder bewijs van de rol van de engelen op deze manier. (Lees onze gratis boekjes Gaan de verlosten naar de hemel? en Wat is verlossing?)
Vers 23: De rijke man is duidelijk in de hel. Maar het woord dat hier vertaald is als “hel” is hades. Dit is logisch, want hades is het graf en we lazen dat de rijke man “begraven” werd. Dat betekent dat hij in een graf gelegd werd. Er is niks mysterieus aan wat er met hem gebeurde. Het feit dat hij “zijn ogen opsloeg” is dan ook uit te leggen als niets anders dan een verwijzing naar de opstanding die beschreven wordt in Johannes 5:29. We hebben dit vers eerder onderzocht. Deze zin is consistent met een opstanding, waarin mensen ontwaken – of “hun ogen opslaan”.
De rijke man verkeerde ook “in pijn”. Wat betekent dit? Het Griekse woord dat vertaald is met “pijn” is basanos. Het wordt op slechts één andere plek in de Bijbel gevonden. De betekenis ervan is fascinerend. Het betekent “het in contact brengen van puur goud tegen een bepaalde steen, om de puurheid en geldigheid ervan te beproeven…om onder een zware beproeving te zijn, marteling”. We zullen zien dat de rijke man inderdaad mentaal gemarteld werd en in een zware beproeving zat. Hij stond oog in oog met de poel van vuur! Probeert u zich eens een ernstigere beproeving dan dit voor te stellen. Hij had zijn kans op verlossing verloren en kon Abraham en Lazarus duidelijk zien in het Koninkrijk van God.
Vers 24: Dit vers wordt meestal geciteerd om de klassieke versie van de hel te rechtvaardigen waar mensen branden, maar nooit volledig opbranden. Lees het vers nauwkeurig. De rijke man verzoekt dat Lazarus zijn “tong [verkoelt]” met een klein beetje water – niet meer dan een paar druppels op de top van een vinger. Als u zou roosteren in een omgeving met muren van vuur om u heen, zou u dan vragen om slechts een paar druppels water – en alleen maar om uw tong te verkoelen? Zou u niet liever vragen dat er een zwembad vol water op u gegooid zou worden? Dat zou ik wel doen! De rijke man wordt opnieuw beschreven als “pijn lijdend”. Dit woord (“pijn lijden”) is de sleutel tot het uitleggen van de toestand van de rijke man. Dit woord is niet basanos.
Het woord dat vertaald wordt met “pijn lijden” is odunao. Het betekent: “treuren, droefheid, kwelling, dwang, nood, spanning”. In de definitie van het woord zit geen verwijzing naar roosteren of branden. De rijke man wordt beschreven met een gemoedstoestand van mentale kwelling omdat hij oog in oog staat met de poel van vuur. Angst heeft hem overmand en daardoor heeft hij een droge mond gekregen. Grote angst en ellende zorgen vaak voor een droge mond. De rijke man hoopte erop dat Lazarus zijn tong wat zou bevochtigen. We zouden ook de volgende vraag kunnen stellen aan iedereen die gelooft in de onsterfelijkheid van de ziel en deze gelijkenis letterlijk willen nemen. Hebben onsterfelijke zielen tongen? De lezer kan hier even over nadenken.
De zin “in deze vlam” is verkeerd vertaald. De echte betekenis in het Grieks is “vanwege deze vlam”. Deze cruciale vertaalfout verandert het scenario volledig. De rijke man was nog niet “in de vlam” maar werd gepijnigd door angst omdat hij het vuur zag komen. Hij had goede reden om in mentale pijn en kwelling te zijn.
Vers 25: Dit vers versterkt het element van het verstrijken van tijd om de gelijkenis goed te begrijpen. Abraham beantwoordt de rijke man door te zeggen: “Kind, herinner u dat u het goede deel ontvangen hebt in uw leven…” Waarom zou het woord “herinner” gebruikt moet worden als het leven van de rijke man nog maar enkele seconden voor dit gesprek tot een einde gekomen was? Normaal gesproken gebruikt men het woord herinner wanneer er over gebeurtenissen van lang geleden gesproken wordt! Dat er veel tijd is verstreken sinds het overlijden van de rijke man wordt bevestigd aan het einde van het vers, wanneer Abraham zegt: “maar nu wordt hij [Lazarus] vertroost.” Het is duidelijk dat de twee woorden herinner en nu met elkaar in contrast staan omdat er een aanzienlijke tijd verstreken is. Beide mannen hebben lange tijd in het graf gelegen, tot de tijd van hun respectievelijke opstandingen uit de dood.
Vers 26: Dit vers beschrijft “een grote kloof” tussen waar Abraham en Lazarus waren en waar de rijke man was. Sommige mensen geloven dat dit een uitbeelding is van een grote fysieke afstand tussen de locaties van hemel en hel. Dat is zeker niet wat er staat. Wat is deze “grote kloof” precies?
Lees het volgende: “Zie, de hand van de heere is niet te kort dat ze niet zou kunnen verlossen, en Zijn oor is niet toegestopt dat het niet zou kunnen horen. Maar uw ongerechtigheden [wetteloosheid] maken scheiding tussen u en uw God, uw zonden doen Zijn aangezicht voor u verborgen zijn, zodat Hij u niet hoort” (Jes. 59:1-2). Ook Jeremia 5:25: “Uw ongerechtigheden wenden die dingen af, uw zonden onthouden u het goede.” Lees nu Hebreeën 10:26: “Want als wij willens en wetens zondigen, nadat wij de kennis van de waarheid ontvangen hebben, blijft er geen slachtoffer voor de zonden meer over.”
Deze verzen laten zien dat zonde, in al zijn vormen, mensen afsnijdt van God! God kan mensen die zich niet afkeren van de zonde niet zegenen, beschermen, genezen, leiden of redden. God is heilig – Hij heeft geen contact met zonde. Vanwege Zijn perfecte rechtvaardigheid, kan hij dat niet! De zonden van de rijke man hadden hem afgesneden van God. Dit is de reden dat Abraham zei dat niemand van de ene zijde van de “kloof” naar de andere zijde kon oversteken. Dit is letterlijk onmogelijk!
Vers 27-28: Deze twee verzen kunnen samen bekeken worden omdat ze allebei het verzoek beschrijven van de rijke man om Lazarus ter waarschuwing naar zijn broers te sturen. Dit zou een logisch verzoek zijn voor elke man die zich zorgen maakt om zijn familie. De rijke man zou zich niet bewust zijn van hoeveel tijd er verstreken was sinds zijn dood. Hij zou dat niet kunnen weten tenzij hij dat gevraagd zou hebben – en het verhaal laat niet zien dat hij dat deed.
Vers 29: Abrahams antwoord op deze vraag is enorm belangrijk, omdat het vertelt wat iedereen die vandaag leeft zou moeten doen in hun eigen leven. Hij waarschuwt dat de vijf broers (en inclusief iedereen die ooit geleefd heeft) moeten luisteren naar “Mozes en de profeten”. Abraham is nadrukkelijk: “Laten zij naar hen luisteren.” Dit is Christus’ instructie aan een hele wereld die geen aandacht besteedt aan de Bijbel in het algemeen, en de woorden van Mozes en de Oudtestamentische profeten in het bijzonder! Deze waarschuwing is hier voor u, de lezer, om te overdenken!
Vers 30-31: Deze twee verzen zijn ook enorm leerzaam, maar op een iets andere manier. Zij tonen een geweldig inzicht in de achteloze verwaarlozing en algemene veronachtzaming van Gods woord die zo typisch is voor de menselijke natuur. Wanneer deze verzen samen bekeken worden laten ze zien dat mensen die vastbesloten zijn om God niet te gehoorzamen – die besloten hebben niet te luisteren naar Mozes en de profeten – zelfs niet tot actie aangezet zullen worden als een welbekend persoon “uit de doden zou opstaan”! Wat een schokkende aanklacht gericht aan menselijke koppigheid met het oog op de heldere waarheden van God. Deze verzen bevatten een waarschuwing. Zult u naar ze luisteren?
De rijke man had in zijn leven zijn kans gekregen. Hij realiseerde zich dat hij verlossing was misgelopen. Hij erkende ook dat Lazarus “uit de doden” was opgestaan. De Bijbel zegt niet dat hij was opgestaan “uit het leven” – er staat dat hij was opgestaan “uit de doden”. Het hele verhaal van deze gelijkenis werd door Christus gebruikt om te onderwijzen over de opstanding van de doden! Dit verhaal was nooit bedoeld om het idee te onderwijzen van het onmiddellijk naar de hemel of de hel gaan na de dood.
Veel Bijbelgeleerden hebben lang begrepen dat deze gelijkenis nooit bedoeld was om de staat van de doden te beschrijven. The New Bible Dictionary zegt: “Waarschijnlijk is het verhaal over Dives en Lazarus (Luk. 16), net als het verhaal over de onrechtvaardige rentmeester (Luk. 16:1-9), een gelijkenis die gebruik maakte van bepaald Joods denken en niet bedoeld om iets te onderwijzen over de staat van de doden” (p. 3888). (Lees onze gratis boekjes Gaan de Verlosten naar de Hemel? en Wat is Verlossing?).
Een samenvatting
Onder de subtitel “De waarschuwing voor u!”, sloot dhr. Armstrong zijn boekje Lazarus en de rijke man af met de volgende samenvatting van de betekenis van die gelijkenis:
“Wat is tenslotte de echte les?
“Jezus predikte het Evangelie van het Koninkrijk van God – het Evangelie van het Nieuwe Testament. Hij liet verlossing, de opstanding tot eeuwig leven, zien als het geschenk van God – het beërven van het Koninkrijk van God op deze aarde.
“De apostel Paulus vertelt ons duidelijk dat de Kerk van God in het Nieuwe Testament gebouwd is op het fundament van de apostelen en profeten, waarvan Jezus Christus Zelf de hoeksteen is (Ef. 2:20). Jezus zei: ‘Ik zal Mijn gemeente bouwen.’ Paulus onthult dat die gebouwd werd op het fundament van zowel de profeten als de apostelen!
“Jezus…onderwijst dat als u weigert te luisteren naar Mozes en de profeten – en Mozes was een van de profeten – u geen hoop hebt op verlossing! De Schriften (zowel Oude Testament als Nieuwe), zijn volgens II Timotheüs 3:15 in staat om ons wijs te maken tot zaligheid. Wij moeten de hele Bijbel nemen, niet alleen het Nieuwe Testament.
“Zij die onderwijzen dat de geboden van God zijn weggedaan, onderwijzen een boodschap van onheil! Zij die onderwijzen over de heidense leer van de onsterfelijkheid van de ziel – naar de ‘hemel’ gaan na de dood, of eeuwige voortdurende bestraffing – onderwijzen het tegenovergestelde van wat Jezus zei!
“Moge u oppassen, en het hele Woord van God horen!”
Hoe zit het met de “doop met vuur”?
De Bijbel spreekt over twee soorten van doop. Het komt vaak voor dat mensen die met water gedoopt zijn ook laten weten dat ze de “doop met vuur” willen ontvangen. Is dit iets dat u zou moeten willen? Wat is de “doop met vuur”?
We hebben gezien dat God de goddelozen zal vernietigen in de poel van vuur. Zij zullen opbranden in deze “poel”. De meeste poelen bevatten water, maar de poel van vuur zal waarschijnlijk een soort van “vloeibaar vuur” zijn. De Bijbel vertelt ons niet precies hoe het vloeibare gedeelte van de poel van vuur zal zijn. Het is echter gemakkelijk voor te stellen dat mensen gedoopt zouden kunnen worden in deze poel van vuur.
Johannes de Doper schreef: “Ik doop u wel met water tot bekering, maar Hij Die na mij komt…zal u dopen met de Heilige Geest en met vuur” (Mat. 3:11). Mattheüs 3 is de enige plek waar de term “dopen…met vuur” wordt gevonden. Een paar verzen eerder (vers 7-8) sprak Johannes tot de Farizeeën en Sadduceeën die zich bevonden tussen de grote menigte (vers 5) die naar hem toekwamen. Hij waarschuwde hen: “Toen hij velen van de Farizeeën en Sadduceeën op zijn doop zag afkomen, zei hij tegen hen: Adderengebroed! Wie heeft u laten weten dat u moet vluchten voor de komende toorn? Breng dan vruchten voort in overeenstemming met de bekering.”
Grote aantallen mensen luisterden naar de prediking van Johannes de Doper. Sommigen waren oprecht en zochten naar de “doop met de Heilige Geest” en anderen werd, feitelijk, verteld dat ze kandidaat waren voor de “doop met vuur”. Johannes begreep dat beide soorten mensen aanwezig waren in zo'n groot publiek. Hij maakte zich geen illusies over de houding van de Sadduceeën en Farizeeën. Deze verzen verbinden vuur dus duidelijk met toorn!
Merk op dat de profeet Ezechiël ook zei: “Mensenkind, zij die van het huis van Israël zijn, zijn voor Mij schuim geworden. Zij zijn allen koper, tin, ijzer en lood, midden in een oven. Zij zijn schuim van zilver geworden. Daarom, zo zegt de Heere heere: Omdat u allen schuim bent geworden, zie, daarom breng Ik u bijeen in het midden van Jeruzalem. Zoals zilver, koper, ijzer, lood en tin in het midden van een oven bijeengebracht worden en er een vuur over wordt aangeblazen om het te laten smelten, zo zal Ik u bijeenbrengen in Mijn toorn en in Mijn grimmigheid. Dan zal Ik u daarin zetten en laten smelten. Ik zal u verzamelen en Ik zal op u blazen in het vuur van Mijn verbolgenheid…” (Ez. 22:18-21).
Velen van het oude volk Israël waren net zo halsstarrig, opstandig en ongehoorzaam als hun moderne afstammelingen (de democratische, voornamelijk Angelsaksische volkeren van de huidige westerse wereld). God heeft lang van tevoren vastgesteld de naties in Zijn toorn te straffen. Ezechiël sprak over een tijd waarin God alle mensen zou “wegbranden” die “schuim” waren.
Wat was dan de “komende toorn” waar Johannes naar verwees? Dat was dezelfde tijdperiode waarover Ezechiël schreef. In Mattheüs 3:10 bereidt Johannes zijn verwijzing naar het dopen met vuur voor: “De bijl ligt zelfs al aan de wortel van de bomen; elke boom dan die geen goede vrucht voortbrengt, wordt omgehakt en in het vuur geworpen.” Dit is overduidelijk geen vuur waar wie dan ook mee in aanraking wil komen! Het is gemaakt voor mensen die geen goede vruchten voortbrengen. Herinner u dat Johannes de Sadduceeën en Farizeeën “adderengebroed” had genoemd en ze had gewaarschuwd om “vruchten voort [te brengen] in overeenstemming (geschikt of acceptabel) met de bekering”.
In vers 12 ging Johannes verder: “Zijn wan is in Zijn hand en Hij zal Zijn dorsvloer grondig reinigen en Zijn tarwe in de schuur verzamelen en Hij zal het kaf met onuitblusbaar vuur verbranden.” Het tarwe representeert de ware heiligen van God en het kaf representeert de goddelozen die verbrandt zullen worden met “onuitblusbaar vuur”. Het vuur zal niet uitgaan totdat er geen goddelozen meer zijn om te dienen als brandstof voor het vuur.
De tarwe en het onkruid bewijzen het
Christus vertelde een gelijkenis die deze dingen in zorgvuldig detail uitlegt: “Laat ze allebei [tarwe en onkruid] samen tot de oogst opgroeien, en in de oogsttijd zal ik tegen de maaiers zeggen: Verzamel eerst het onkruid en bind het in bossen om het te verbranden, maar breng de tarwe bijeen in mijn schuur” (Mat. 13:30).
Christus ging verder met het uitleggen van de verschillende termen die Hij gebruikt had in Zijn gelijkenis: “De akker is de wereld, het goede zaad [tarwe] zijn de kinderen van het Koninkrijk en het onkruid [kaf] zijn de kinderen van de boze. De vijand die het gezaaid heeft, is de duivel; de oogst is de voleinding van de wereld en de maaiers zijn de engelen. Zoals dan het onkruid verzameld en met vuur verbrand wordt, zo zal het ook zijn bij de voleinding van deze wereld: de Zoon des mensen zal Zijn engelen uitzenden, en zij zullen uit Zijn Koninkrijk verzamelen alle struikelblokken, en hen die wetteloosheid doen, en zij zullen hen in de vurige oven werpen” (vs. 38-42). Het moment waarop Christus “uit Zijn Koninkrijk alle struikelblokken [verzamelt]” is het tijdstip waarop Hij “Zijn dorsvloer grondig reinigt” (Mat. 3:12).
Sommigen proberen te beweren dat “Zijn dorsvloer grondig [reinigen]” een verwijzing is naar het wegbranden van schuim uit de levens van christenen – ze daardoor reinigend van zonde of kaf in hun levens. Dit verkeerde idee wordt nog verder doorgezet door aan te nemen dat het tarwe in Mattheüs 13 het goede gedeelte van individuele christenen is dat overblijft nadat het kaf (zonde) in hun karakter is opgebrand.
Het is echter duidelijk dat de “dorsvloer” van Mattheüs 3:12 hetzelfde is als het “veld” van Mattheüs 13:24 in de gelijkenis van het tarwe en het onkruid. Deze gelijkenis legt uit dat Gods engelen worden gestuurd om het onkruid – de goddelozen die kaf zijn – te “dopen” met vuur! Het tarwe wordt verzameld in Zijn schuur, dat Zijn koninkrijk is.
De parallellen tussen Mattheüs 3 en Mattheüs 13 zijn onmiskenbaar. We kunnen echter nog een paar extra verzen onderzoeken en nog duidelijker de termen “reinigen”, “wan” en “wind” begrijpen. Houd in gedachten dat een wan vaak gebruikt wordt om wind te maken, dat zuurstof naar een vuur brengt, waardoor dat sterker brandt. Vuur reinigt natuurlijk altijd alles dat het brandt. Johannes had gezegd dat God zou dopen met vuur als iemand wiens “wan in Zijn hand” is.
Kijk eens naar enkele belangrijke verzen!
Wat is kaf? In Hosea 13:3 heeft God het over zondaars die zich niet willen bekeren, wanneer Hij zegt: “Daarom zullen zij [verloren zondaars] worden als…kaf dat van een dorsvloer wegstuift.” Jeremia 51:1-2 legt de relatie tussen wind en het wannen verder uit: “Zo zegt de heere: Zie, Ik ga een stormwind opwekken die te gronde richt, tegen Babel [de goddelozen van het spoedige komende, laatste religieuze Babylon dat bestaat bij Christus’ Wederkomst]…Ik zal op Babel wanners afsturen, zodat zij het zullen wannen en zijn land leeghalen…”
Daniël 2:35 legt deze termen verder uit. Merk het volgende op: “Toen werden het ijzer, het leem, het brons, het zilver en het goud tegelijk verbrijzeld. Ze werden als kaf op een zomerdorsvloer. De wind [gemaakt door een wan in Gods handen] voerde ze weg…” Het is duidelijk dat het kaf werd weggevoerd om verbrand of gereinigd te worden. Ezechiël 20:38 legt uit wie Christus zal reinigen wanneer Hij terugkeert: “Ik zal van u uitzuiveren wie in opstand komen en wie tegen Mij overtreden…zij zullen op het grondgebied van Israël niet komen.”
We hebben eerder ook Jesaja 66:24 en Maleachi 4:1-3 bestudeerd, die beiden uitlegden dat de goddelozen met vuur opgebrand worden in de tijd van Gods laatste toorn op hen die Zijn manier van leven verworpen hebben.
Wanneer God zegt dat Hij gaat reinigen (dopen) met vuur, dan kan Hij het ook over een proces van reiniging van de heiligen hebben (Dan. 11:35; 12:10; Openb. 3:18). Hij spreekt over het vernietigen of opbranden van zondaars met vuur – het hellevuur dat in Zijn woord en in dit boekje beschreven wordt. De bovenstaande verzen tonen dat Hij de vlammen zal “wannen” zodat het vuur heet genoeg is om al het “kaf” volledig te verbranden en vernietigen. Dit “kaf” koos er niet voor om “tarwe” te worden dat gekwalificeerd was om Zijn koninkrijk binnen te gaan. Wees dankbaar dat een liefhebbende God het niet zal toestaan dat jammerlijk ongelukkige, ongehoorzame en onverbeterlijke rebellen verder lijden kunnen aanrichten bij anderen, of zelf blijven lijden, voor alle eeuwigheid.
Het moet nu duidelijk zijn dat niemand ooit zou moeten verlangen met vuur gedoopt te worden – terwijl iedereen zou moeten verlangen om, na bekering, gedoopt te worden met de Heilige Geest!
Dhr. Armstrong sloot zijn artikel Wilt u de DOOP met VUUR? af met de volgende woorden:
“Dat maakt het toch zeker duidelijk. Johannes sprak tegen zowel zondaars als zij die gered zouden worden. Toen hij zei dat Christus u zou dopen had Hij het tegen beide groepen. De verlosten zou Hij dopen met Zijn geest – de anderen met het vuur!”
OPMERKING VAN DE AUTEUR: Ter begeleiding van dit boekje raden we ook een ander boekje aan: Wat de wetenschap nooit zal ontdekken over uw verstand. Het zal de lezer de doctrine over de “geest in de mens” (Job 32:8) helpen te begrijpen, dat nauw verbonden is aan het onderwerp van de hel.